Afbeelding

In mijn jeugd hadden huisvrouwen vaste dagen voor huishoudelijke taken:

Maandag: wasdag
Dinsdag: strijkdag
Woensdag: gehaktdag
Donderdag: kuisdag
Vrijdag: visdag
Zaterdag: klusjesdag
Zondag: kerkdag

Hoewel de wasmachine al in 1851 werd uitgevonden deed men tot in de vorige eeuw de was met de hand. Daarvoor was van alles nodig: tobbes, wringers, wasborden, stampers en droogrekken. Omdat het men vaak ontbrak aan ruimte, werd de was op de stoep gedaan. Ondertussen werd er gekletst en geroddeld. Om de was op dinsdag te kunnen strijken, moest deze wel droog zijn. Een centrifuge en/of droger was er nog niet. Bij blijvend slecht weer werd de was op lijnen en rekken in huis opgehangen. Maar als de was droog was, was het strijken geblazen. Woensdag was het vroeger en misschien nog steeds wel gehaktdag. Dit had te maken met de distributie van vlees van het abattoir naar de slagerij. Op maandag werd de koelcel gevuld, dinsdag werd er uitgebeend en woensdag werd er gehakt gedraaid. Donderdag de kuisdag. Kuisen wil zeggen schoonmaken en ook in ons huis werd dat gedaan, maar ik moet zeggen dat dit ook wel op vrijdag gebeurde. Vrijdag visdag heeft te maken met de vastenregels binnen de rooms-katholieke kerk. Zaterdag was het klusjesdag, dan werd onder meer de stoep geveegd en schoongespoeld. In mijn jeugd hadden de meeste huizen nog geen douche en als klein kind werd je op zaterdag gewassen in de teil. Volwassenen wasten zich aan de wastafel en trokken vervolgens schoon ondergoed aan. Of je nam tegen betaling een bad in het badhuis. Zondag ging een groot gedeelte van het Nederlandse volk naar de kerk en dacht na over de dingen des levens.