Stephanie Prinssen is tekstschrijfster, yogadocent en betrokken bij Weesp Gastvrij. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff.
Stephanie Prinssen is tekstschrijfster, yogadocent en betrokken bij Weesp Gastvrij. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff.

Geel

Bam. Mijn even hop, snel de trap af werd beloond met een uitglijder en vlak daarna ook met een nieuwe realiteit. Een vrij ongemakkelijke trouwens, eentje met krukken en een klompvoet van gillend geel gips. Weg actieradius, dacht ik nog. Gelukkig diende de oplossing zich direct aan: Pokémon Go. Het razend populaire smartphonespelletje waarin op straat monstertjes en andere zaken verzameld en veroverd moeten worden. Vooral dat fysieke rondlopen leek mij een uitdaging, dus ik downloadde de app en ging aan de slag. Weesp kwam er bekaaid van af, vanuit mijn werkkamer keek ik uit op een vlak plattegrondje vol zwevende geometrische figuren. Ikzelf bleek opeens een guitig jong ventje met een rugzak vol rode ballen en een wierrookpotje. Hoe ik daar de wereld mee ging veroveren? Ik had werkelijk geen idee. Meer dan een gele hamster met blosjes had ik van de vorige hype niet meegekregen.

Ik googelde wat tips en hoorde mijn telefoon brommen. Monsteralarm. Ik tikte op een zittende eend en zag hem door mijn telefoonscherm heen op mijn toetsenbord verschijnen. Hij keek wat pesterig en leek met zijn snavel naar de bal onder in het scherm te wijzen. Intuïtief veegde ik die in zijn richting. Pas bij de zeventiende bal was het raak. Zo, mijn eerste monster had ik op zak. Dat smaakte naar meer. Alleen had ik in mijn onhandigheid al mijn ballen verspeeld, dus moest ik naar buiten om bij zo'n geometrische zwever nieuwe op te halen. En ineens keek ik heel anders naar het beeldje van de Weesper Mop en de brug bij Toeters en Bellen. Ik hobbelde nog even door op mijn krukken en nam plaats op het bankje bij de Grote Kerk. Ik stak een virtueel wierrookje aan en wachtte tot de monstertjes zouden verschijnen. Het ene onnatuurlijke zeebeest na het andere verdween in mijn rugzak, en ik zag anderen hetzelfde doen. Bij het stadhuis ontstond zelfs een oploopje. Niet om een raadsvergadering, zeker niet. Hier is gisteren een Pikachu gevangen, hoorde ik samenzweerderig fluisteren. Bedremmeld keek ik naar mijn gips. Die rode wangetjes en guitig oplichtende kraaloogjes hadden er eigenlijk best op gekund.