Stephanie Prinssen is tekstschrijfster, yogadocent en betrokken bij Weesp Gastvrij. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff.
Stephanie Prinssen is tekstschrijfster, yogadocent en betrokken bij Weesp Gastvrij. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff.

Ontspullen

Zomers bivakkeer ik graag in een tentje. Primitief provisorisch prutsen, leven met zo min mogelijk, even terug naar de natuur. Maar stortbuien trotseren onder dun ripstop nylon in een klamme slaapzak? Mij niet gezien. Om over de motterende aaneenschakeling van grijze dagen en nachten met nulpunt als temperatuur nog maar te zwijgen. Minimalistisch leven, las ik bij opruimgoeroe Marie Kondo, kan ook thuis. Van haar mag je alleen die spullen bewaren waar je echt om geeft. En toegegeven, de hoeveelheid overbodige huisraad bij ons loog er echt niet om. Hoe dat toch allemaal ongezien door de voordeur was binnengeslopen, mij een raadsel. Achteloos aangeschaft, opgestapeld met een vergeten reden, bewaard, ach waarom ook al weer? Dat vroeg om aanpak en om niet lullen maar poetsen. Ontspullen, dat werd mijn devies. En voor ik Lars kon uitleggen wat dat nou was, stonden er zes uitpuilende vuilniszakken, drie bananendozen vintage prullaria en een halve, doorgezaagde boekenkast op de gang. Allemaal uit één kamer, nota bene. Wiens kamer dit was, verklap ik even niet. Het werd tijd om het zootje naar de stort te dirigeren, bij de GAD naast de Karwei. Dat ik daar niet vaak kom, had je vast al door. Ik hapte er even naar adem. Wat een efficiëntie, wat een structuur! Gigantische groene containers boden in het gelid elk materiaal zijn eigen plekje. Hydraulische armen torenden erboven uit en walsten tergend traag het afval plat. Dat was pas ontspullen, zeg! Eén voor één kieperde ik de kastplankjes de diepte in. Bij het restafval stonk het verstikkend naar vuilnis, maar ik hield mij groot. Uit een doos trok ik de klok zonder wijzers en de Spaanse danseressenpop die met stift was beklad. Hop, pletten die hap. Ik kreeg er echt lol in. Tot er, krèts, een porseleinen schoteltje brak. Oei, was dat niet van oma? Ik rommelde wat in de dozen aan mijn voeten en viste het bijpassende kopje eruit. Van het sierlijke oortje ontbrak elk spoor. Toch leek het een kostbaar kleinood. Maar mijn lieve oma kreeg ik er niet mee terug, dus krats, daar brak ook het kopje onder de wals.