Franciscus van Assisi was een van de eerste fans van kerst.
Franciscus van Assisi was een van de eerste fans van kerst. Foto: Pixabay

Van volle winkels en van volle kerken

Zo'n 25 jaar geleden schreef pastor Jan Divendal voor ons een verhaal over de moderne kersttijd. Hij stuitte er onlangs op en zond het ons opnieuw. Het is nog altijd actueel.

WEESP Een doordeweekse ochtend in december. Het regende en waaide. Over het water kwam iemand aan die zich op zijn Amerikaans Santa Claus noemde, of op zijn Hollands Kerstman. Dat met Kerstmis feest gevierd wordt vanwege de geboorte van Jezus van Nazareth, was hij vergeten. Hij had wel wat cadeautjes bij zich, maar alleen voor grote en kleine mensen die zelf al zo veel hebben.

Toen, bij dat eerste kerstfeest, was dat anders. Drie wijze mannen uit het oosten, koningen noemen wij hen, kwamen bij het pasgeboren kind met goud, wierook en mirre: koninklijke eerbewijzen voor iemand die zelf niets had dan een kribbe om in te liggen, een lieve vader en moeder, een os en een ezel en wat schapen die zorgden dat het in die grot op de velden van Bethlehem niet te koud werd. Zij hadden een ster gezien en kwamen bij het kind dat alles weg zou geven aan mensen die niets hebben. Want wie deelt wat hij heeft, is waard dat hij leeft. En, hoe meer mensen kunnen delen, des te gelukkiger worden ze.

Kerstmis (=Christus-mis) werd in de jonge kerk niet gevierd. Voor het joodse volk waren geboortedagen niet zo belangrijk. Je vierde je naamdag zoals zo veel volkeren rond de Middellandse Zee dat tot op de dag van vandaag doen. Hét grote feest in de jonge kerk - geworteld in het Jodendom - was Pasen, het feest van de bevrijding uit de Egyptische slavernij, het opgaan naar het beloofde land. Op de laatste avond van zijn leven vierde Jezus Pasen met zijn vrienden en hij vroeg hen: blijf dit doen, om mij te gedenken.

Pas in de vierde eeuw - toen de jonge kerk in Rome onder keizer Constantijn officieel erkend werd (en helaas haar joodse wortels begon te verliezen) - groeide de behoefte aan een kerkelijk feest in Rome tegen het heidense zonnewendefeest in. De Sol Invictus, de onoverwinnelijke zon van de Romeinen, moest een christelijke tegenpool hebben. En de evangelist Johannes had Christus toch het licht van de wereld genoemd… Vandaar rond het begin van de winter, op 25 december, zijn geboortedag.

Eeuwenlang heeft dit feest nog niet de grote betekenis die velen er nu aan geven. In de oosterse kerken valt nog steeds alle nadruk op 6 januari, het feest van de Openbaring des Heren, God die zijn liefde en goedheid laat zien aan drie wijzen en aan alle mensen tot aan de grenzen der aarde.

Franciscus van Assisi

Christus het licht van de wereld, het begin van de winter zijn geboortedag

Wij zijn al aan het begin van de dertiende eeuw als de cultuur gaat groeien die wij tot op heden rond Kerstmis kennen. Franciscus van Assisi, de grote heilige die zo onder de indruk was van Gods goedheid en nederigheid, wilde met eigen ogen zien hoe menselijk, klein, zwak en nederig God is. Zijn enthousiasme voor Kerstmis gaat zover, dat hij de keizer wil vragen een wet uit te vaardigen die alle burgemeesters en burchtheren oplegt met Kerstmis mensen op pad te sturen om overal op de buitenwegen graan uit te strooien, zodat op deze hoge feestdag ook de leeuweriken en andere vogels genoeg te eten hebben. Uit eerbied voor de Zoon van God, die Maria tussen os en ezel in een kribbe legde, moet iedere broeder os en iedere broeder ezel genoeg hooi gegeven worden. Vooral echter moeten de rijken bezorgd zijn om de armen. "Op zulk een dag moet de overdaad een behoefte en een plicht tegelijk zijn, zowel voor de mensen als voor de dieren."

Witte kerst en kerstbomen

Zo is Franciscus met zijn liefde voor het pasgeboren kind met Kerstmis in feite de oorsprong van de vele schilderingen, fresco's beeldhouwwerken en kerststallen, voorstellingen door mensen gemaakt van de geboorte in Bethlehem. De sneeuw en de voorstellingen van een 'witte' kerst - tot in de tropen toe! - vinden misschien wel hun oorsprong in de koude winters van Umbrië in de dertiende eeuw. En de kerstboom, tot ons gekomen met de liederen uit de Duitse romantiek van de negentiende eeuw, heeft misschien zijn wortels al in de bergen van Umbrië, te midden van de cipressen en pijnbomen. Bomen die groen blijven bij de strengste kou, voorboden van de nieuwe lente, het nieuwe begin dat op de winter volgt. Bomen die tot in de beeldhouwwerken aan de kathedralen van Umbrië en Toscane zijn terug te vinden.

Al die eeuwen en jaren die achter ons liggen hebben hun invloed gehad op onze viering van Kerstmis nu. Voor sommigen is het dé dag geworden waarop je elkaar cadeautjes geeft. En die Kerstman blijft maar denken dat hij daarom reden van bestaan heeft. De meeste kerken zijn op kerstavond te klein, want veel mensen voelen dat ze daar moeten zijn: de mooie muziek, de lichtjes en de warmte brengen een gevoel teweeg dat je maar moeilijk kunt beschrijven. Weer anderen hebben iets van: het hele jaar kom ik er niet, waarom dan die ene avond wel. "Na Kerstmis praten we weer over Bosnië", zeiden Koot en Bie ooit in november en ze vertolkten onze onmacht tegenover honger en geweld. Zingen van 'vrede op aarde' lukt misschien ook het best als je niet te veel nadenkt bij wat je zingt.

Of blijft Kerstmis voor ons toch het feest waarop we vieren dat God is mens geworden. Zijn vrede en zijn liefde kregen menselijke vormen in het pasgeboren kind in de velden van Bethlehem. Franciscus had dat door en hij vond zijn weg van brengen en delen en van vrede op aarde. De ezel met zijn mensengezicht uit de kathedraal van Autun lijkt ook wel te begrijpen waar het met Kerstmis allemaal om gaat. Nu wij nog! Vrede en alle goeds!

Afbeelding