Het is deze keer op een andere manier stil bij het monument.
Het is deze keer op een andere manier stil bij het monument.

Het is stil bij de Ossenmarkt, in de kerk. Het is stil op straat, al wekenlang.

Niet bij het momument, maar vanuit de (lege) raadzaal van het stadhuis sprak burgemeester Bas Jan van Bochove de inwoners toe op 4 mei. Hier de tekst.

Beste Weespers, dames en heren, jongens en meisjes,

Vijf keer sprak ik als burgemeester van Weesp op de avond van de vierde mei om enkele minuten voor acht uur bij het monument op de Ossenmarkt. Vanavond kan dat vanwege de beperkingen als gevolg van de coronacrisis niet. Daarom spreek ik op een iets ander tijdstip tot u vanuit de raadszaal in het stadhuis.

4 mei 2020. Maandag
Het is stil op straat. Al wekenlang.

Het is stil bij het monument op de Ossenmarkt, waar we anders op 4 mei met vele Weespers samenkomen, om met elkaar te herdenken.

Het is stil in de Grote Kerk, waar we vanavond niet zoals gebruikelijk met elkaar de herdenking afsluiten.

Het is stil bij het station, waar op 29 april 1942 meester Bouhuijs en zijn zoon Daan getuigen waren van het feit dat tientallen Joodse Weespers op last van de bezetter per trein naar Amsterdam vertrokken om van daaruit te worden weggevoerd. De trein vertrok. Het spandoek dat Daan Bouhuijs had opgehangen met de woorden 'tot weerziens', bleef achter.

Het is stil langs het spoor in Weesp, waar in december 1944 Albert Bakker, samen met een verzetsgroep uit Amsterdam, poogde de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort te saboteren. Een dappere actie, die hem het leven zou kosten.

Het is stil bij de struikelstenen in de stad, die ons keer op keer herinneren aan het feit dat hier Joodse medeburgers woonden die werden gedwongen hun huizen te verlaten en die uiteindelijk de gruwelijkheden in de kampen niet overleefden. Zij werden vermoord.

Het is stil hier op het stadhuis, vanwaar ik u bij hoge uitzondering op deze avond toespreek.

4 mei is op zichzelf al een heel bijzondere dag. Dat is het al vanaf 1946. 75 jaar lang. Deze 4 mei zal ons waarschijnlijk voor altijd bijblijven. We leven de afgelopen weken in een andere werkelijkheid. Sinds de bevrijding in 1945 hadden we in Nederland niet eerder te maken met dit massale gevoel van onmacht en onzekerheid. Ook niet met het inperken van onze zwaarbevochten vrijheden, of met de angst en twijfel of we deze periode doorkomen zonder het verlies van dierbaren.

Dit jaar luidt het jaarthema van het Nationaal Comité 4 en 5 mei: '75 jaar vrijheid'. In 2019 en 2020 herdenken we dat het 75 jaar geleden is dat er een eind kwam aan de Tweede Wereldoorlog. We staan stil bij medeburgers die hun leven verloren in de strijd tegen de bezetter, of die in opdracht van die bezetter werden vermoord. We staan stil bij de vrijheid die is bevochten door mensen die daarvoor grote offers hebben gebracht. We vieren dat we sinds 1945 weer in vrijheid leven, in het besef dat we samen verantwoordelijk zijn om vrijheid door te geven aan nieuwe generaties. Spreken over onze vrijheid in een periode als deze heeft iets vreemds, voor velen wellicht iets beklemmends. We voelen ons immers niet helemaal vrij. Een grillig virus, waar we nog niet veel van weten, beheerst al enige tijd ons leven. In de bestrijding hiervan staan we zij aan zij. Zij aan zij staan de mensen in de frontlinie, in de dingen die zij dagelijks doen om het virus de kop in te drukken, maar ook zij aan zij staan we in de dingen die we juist niet doen. De dingen die we moeten laten. Ik zie dat op straat, in de stad, en voel dat ook door op deze manier op afstand, maar toch samen met elkaar, te gedenken.

De bevrijding in 1945 betekende het herstel van onze vrije en open democratische rechtsstaat. De rechten en vrijheden die - los van de huidige situatie - daar uit voortkomen, zijn niet vrijblijvend. Ze scheppen voor iedereen een verantwoordelijkheid voor het behouden en het versterken ervan. Daarom is het onze taak deze vrijheid door te geven. Het Nationaal Comité 4 en 5 mei heeft dit jaar Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Mabel gevraagd om de jaarthematekst te schrijven. Ik draag u graag een inspirerende passage uit deze tekst voor. Zij schrijft over vrijheid het volgende, en ik citeer:

"Is het vijfenzeventig jaar na de bevrijding van Nederland nog nodig om onze vrijheid ieder jaar opnieuw te vieren? Onze vrijheid, onze democratie, onze rechtsstaat en onze vrije pers lijken zo normaal, maar zijn dat allerminst. Ze zijn fragiel en vergen daarom dagelijks onderhoud — door ons als collectief en door ieder van ons als individu."

Het vervolg op dit citaat vertel ik u graag in mijn eigen bewoording. De prinses doet daarin een oproep. Een oproep om voortdurend kritisch te blijven denken en zelfkritiek niet uit de weg te gaan. "Niemand heeft de waarheid in pacht", meent zij, en ik ben het daarin roerend met haar eens. Zij vindt, wij vinden beiden, en ik hoop vurig dat ook u vindt, dat we ons bij alles dienen te blijven afvragen wat de feiten zijn, wat we ergens van vinden, waarom we het ergens wel of niet mee eens zijn. Zo blijven we openstaan voor debat — en zal het nooit een schande zijn om je mening te herzien. Dat betekent ook dat wij, om onze vrijheid in stand te houden, oog moeten hebben voor onze medemens — ongeacht geslacht, huidskleur, achtergrond of geaardheid. We moeten ons uitspreken tegen intolerantie en haat. Want hoe kun je gelukkig zijn als jouw geluk ten koste gaat van het geluk van anderen? We kunnen alleen met elkaar samenleven als we een ander ook gunnen wat we voor ons zelf willen. Wij zijn geneigd om vrijheid onlosmakelijk te koppelen aan geopolitiek en oorlogstijd. Maar ware vrijheid begint bij kleine concrete daden, gewoon hier, dicht bij huis, in onze eigen stad, onze eigen omgeving. Daden om conflicten — groot of klein — te voorkomen of met wederzijds respect op te lossen. Denk daarbij aan een ruzie op het schoolplein, een conflict op het werk, of — niet geheel ondenkbaar in tijden van intelligente lockdown — meningsverschillen in de huiselijke kring.

Dat doelbewust beschermen van onze vrijheid en democratie, én het doorgeven daarvan aan de volgende generaties, zijn wij verschuldigd. Dit is een blijvende openstaande ereschuld aan hen die hiervoor in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesmissies. Aan hen die het leven lieten in de strijd om het vrije leven dat wij vandaag de dag mogen leiden.

Ik sluit af met een gedicht. Het is geschreven in 2012 door de toen nog jeugdige Quinn Frijters en laat zien hoe grote woorden ook kleine daden kunnen zijn.

Verschillen

Land,
is je achtertuin,
gebied van je cultuur, taal en naaste

Vertrouwen,
is het uitlenen van een euro,
Het leven riskeren voor onderduikers

Geluk,
is het juiste getal raden,
niet gevonden of uitgekozen worden

Geweld,
is het slaan van je broertje,
de gevechten van de oorlog

Verraad,
is het verklappen van een gestolen snoepje,
het overgelopen zijn naar de vijand

Oorlog is wat ik niet mee wil maken,
Wat snel voorbij moet zijn