Flipje en de onderduiker

Vanwege 4 en 5 mei stuurde Gerrit Portengen ons een verhaal en een gedicht uit eigen werk.

4 mei in Weesp 1942

Toen ik 9 jaar oud was, was de oorlog afgelopen. Rond deze tijd van het jaar komen bij mij vele herinneringen, belevingen en emoties uit de oorlogstijd naar boven. Deze zijn door mijzelf geschreven. Een aantal wil ik nu met jullie delen.

Ik neem u even mee naar 1942 toen ik 6 jaar oud was, om terug te denken aan Flippie van Bergen die met negotie langs de deuren ventte. Band en elastiek, scheergerei, kammen, ijzergaren en snuisterijen uit de negotiekist.
Wij hadden thuis geen cent te makke, maar onze moeder kocht altijd wat.
Mijn vader zei eens laconiek: "Weer 10 meter elastiek...” Flippie beloofde mij een speldje voor op mijn petje. En iedere keer wanneer er werd aangebeld hoopte ik op Flippie met mijn speldje. Helaas, hij kwam nooit meer langs.
Maar het denkbeeldige speldje vergeet ik nooit meer.
En nu staat Flippie naast mij op het gedenkbord bij het monument op de Ossenmarkt.


Onderduiker

Zo lig ik op mijn kamer en kijk omhoog
de balken, knoesten en de bladers zien op mij neer
De eenzaamheid is wurgend en lieve God die ieder ziet
Misschien ook mijn verdriet
Wees mij toch genadig!
Haal mij uit deze tang
met keelgeworg dagenlang
Ik wacht op die ene voetstap
onzeker op de trap
Kraakt hij al
Hoe moet ik liggen?
Het bed is krap
Maar wee mijn geest denkt anders dan ik reageer,
dus ben ik niet helder meer
Zo lig ik hier al dagenlang
Als een muis zo stil
zo bang
Zo zal voor mij het einde komen
Ik ben nog jong en toch al oud
mijn ziekte is de eenzaamheid
Mijn bloed is koud
Mijn vingers woelen in het dikke niets
Geen warmte geen hand geen wang
geen insect
zelfs geen vlieg
Het is moordend hier te zijn
God haal mij toch en laat mij bij U zijn.