Afbeelding
Foto:

Deel 13: Bezorgde blikken

Wat er vorige week gebeurde:

Nadat Anne geschrokken de fluweelboom uitgesprongen was toen Herr Günther haar met een verrekijker bespiedde, was Guus -met Anne en Jaap in zijn kielzog- verhaal gaan halen. Vreemd genoeg kwam Günther de tuin binnen alsof hij net thuiskwam van werk. Was Guus maar op het spottende aanbod van Günther ingegaan om in zijn aktetas te kijken. Als hij dat gedaan had dan had hij zonder twijfel de verrekijker gevonden. Anne voelde zich vreemd en verloren toen ze achter haar vader terug de keuken in sjokte. Gelukkig fluisterde Jaap haar toe dat hij Anne geloofde.



Telkens wanneer Anne aan de kille, starende ogen van Günther dacht, ging er een huivering door haar heen. Guus sloeg bezorgd een deken om de schouders van zijn dochter. Ze zat te rillen alsof ze net uit een wak gevist was. Terwijl het snikheet was. Er werd zelfs van een hittegolf gesproken.

Suus zette haar fiets tegen een lantarenpaal en liep het pad op naar Het Vosje. Nu zag ze hoeveel bomen er omgehakt waren. Iets waar Jaap over had geklaagd: zo waren er veel minder verstopplekken. Bij de bunker zag Suus Ersan staan, samen met twee slungelige jongens. Ersan voelde zich een beetje opgelaten toen Suus hem aansprak. Nee: hij had Anne de laatste dagen niet gezien. Ersan wist niet of Annes moeder op de hoogte was van de ruzie die Harold en hij met Anne hadden gehad. Hij voelde er niks voor daarover te vertellen. Dat zou een beetje als klikken voelen. En hoewel hij nog steeds opgelucht was van Anne met haar Günther-theorieën verlost te zijn, miste hij haar ook wel een beetje. Ersan meende dat Suus niet ongerust hoefde te zijn. Anne kwam altijd wel weer tevoorschijn. Suus keek hem twijfelend aan. Het was wel érg laat. Mocht Ersan eigenlijk zo laat nog wel in Het Vosje hangen? Ersan geneerde zich. Waar bemoeide Annes moeder zich mee? Mees van 13, met wie hij de zomercursus ‘Zeilen op de Vecht’ deed, en Gijs, die al veertien was, grinnikten. Op dat moment kreeg Suus een telefoontje: Anne was terecht.

Bezorgd streek Suus over het klamme voorhoofd van haar dochter. Jaap bracht Anne een kopje warme chocolademelk en morste maar twee keer. En terwijl Anne, rillend in de zomerhitte, haar chocolademelk dronk, sprak Suus de legendarische woorden: “Ze zou toch geen corona hebben?” Het was te bespottelijk. Anne en Jaap keken elkaar aan en proestten het uit. Anne kwam niet meer bij en gierde van het lachen. De chocomelk kwam regelrecht haar neus weer uit. Suus keek Guus verbaasd aan. Toen die verteld had wat er was voorgevallen, keek Suus bijna nog bezorgder dan zojuist. “Heb jij de hele dag in die boom gezeten?” Suus voelde alweer aan Annes hoofd. Misschien had ze wel een zonnesteek. Guus en Suus wisselden bezorgde blikken. Anne en Jaap wisselden ook blikken. Van verstandhouding. Typisch iets voor grote mensen om aan zulke dingen te denken terwijl er een enge wetenschapper in hun tuinhuis woonde, die Anne bespiedde met een verrekijker.

Nu Anne zo gelachen had, was ze iets van de kille angst die zich van haar meester had gemaakt kwijt. Toen Suus Anne om haar op te beuren de overgebleven pannenkoeken van die middag aanreikte, bedankte ze koeltjes. Nee, die waren immers voor Günther. Opnieuw wisselden Annes ouders bezorgde blikken. Het begon ergerlijk te worden. Jaap had er geen enkele moeite mee Günthers pannenkoeken te eten en stortte zich op het overgebleven stapeltje.

Het was al bijna tegen twaalven toen Suus en Guus Anne toestopten. Voor deze ene keer mocht hondje Kliko bij Anne in bed slapen. En dat was fijn. Want ook al had Anne haar ouders op het hart gedrukt dat ze zich geen zorgen hoefden te maken, de angst sloop toch weer in Annes lijf toen Suus de deur zachtjes achter zich dichttrok. Anne boorde haar neus in Kliko’s zachte vacht en voelde zich getroost toen ze zijn ruwe tongetje op haar wang voelde. Nu pas merkte ze hoe moe ze was. Ze verlangde ernaar te slapen, met de warme Kliko tegen zich aan. En morgen… morgen zou ze nieuwe plannen maken.

Volgende week:
Anne en Jaap smeden plannen.