Stephanie Prinssen is tekstschrijver en yogadocent. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff.
Stephanie Prinssen is tekstschrijver en yogadocent. Volgende week op deze plek: huisarts Hans Burggraaff. Foto:

Gezichtsbedrog

Ik weet niet hoe het jou vergaat maar sinds De Vooravond door commentaar van een pannenkoekenplant wordt afgesloten, kan ik geen boterham met kaas meer eten, laat staan dat ik nog voor een ommetje de straat op durf. Want door dat groenlippige monstertje is mijn brein in de pareidoliestand geschoten, waardoor ik ineens in allerlei levenloze dingen gezichten en emoties zie.

Daar hoef je geen flinke schroef voor los te hebben, mocht je dat soms denken, dat is een doodnormaal verschijnsel: je brein iets ziet wat jij niet ziet en maakt daar een grappig geintje van. Altijd handig om een doordeweekse druildag mee op te fleuren, maar wat als een normaal vrij duf ogende plak emmentaler je als een hologig ventje aanstaart met een blik van ‘ik heb een slechte dag vandaag, kun je mij ontzien?’

Gisteren had ik het nog, en echt: de ellende droop ervan af. Geen miesmuizende pijnboompit of donkerdooraderd rucolasliertje dat daar nog wat aan kon veranderen, dus schoof ik mijn broodje in de mik van mijn man. Om, inwendig gillend van afschuw, mijn honger met een sloot zwarte koffie te stillen. Wat zich door het ontbreken van traag smeltend suiker visueel veilig voltrok. Gesterkt door de stoot cafeïne bedacht ik dat een frisse neus mijn brein wel tot bedaren zo dwingen, maar dat zat er even niet in. Want bromde daar links op de Achtergracht niet een wel zeer zuur kijkend deurtje? En waarom lonkte dat toch al inhalige pand iets verderop met dat zo agressief opengewerkte portiekje? Hoezo keken die raamtanden in al hun glazige maten mij oh zo verlekkerd aan? Dat ik een kaaskop ben dat weet ik, ja. Maar zo duimendik hoeft dat er niet op te liggen.

Om van de smachtende blikken af te komen liep ik snel door de Slijkstraat heen om aan de Hoogstraat bij de Vechtoever uit te komen. Even een oneindige blik op het water, even een beetje rust. Toch voelde ik iets geks, en ja hoor. Tussen de huizen aan de overkant bleek een olijk wit exemplaar mij keihard in mijn gezicht uit te staan lachen.