Dewattus?

Wat er vorige week gebeurde

Net toen Anne van wanhoop niet meer wist wat te doen, hoorde ze hoe buiten haar naam geroepen werd. Nikki en Ersan hadden Kliko gevonden. Anne was dolgelukkig. Maar al snel bekroop haar een bezorgd gevoel. Kliko was namelijk helemaal niet in orde. Hij was slapjes en wilde niet eten of drinken. Het enige wat hij wilde was heel dicht tegen zijn baasje aan liggen.














Deel 33: Dewattus?

De dierenarts snapte er niets van. Ze kon niet ontdekken wat het beestje mankeerde. Hij was niet uitgedroogd of ondervoed. Hij had niets gebroken. Zijn bloedwaarden waren goed en uit de echo bleken ook geen inwendige bloedingen of andere narigheden. ‘Maar er moet toch een verklaring zijn?’ Het frustreerde Guus mateloos de arme Kliko slapjes in Annes armen te zien en geen oorzaak te horen voor de erbarmelijke gesteldheid van het hondje. Suus dacht er precies zo over. Normaal ging je naar de dierenarts en dan zei die: ‘Dit of dat is er aan de hand en daar heb ik dit en dit kuurtje voor’. Suus wilde iets horen waarmee ze concreet iets konden. Dierenarts Emma deelde ieders frustratie. Volgens het onderzoek was Kliko helemaal gezond. Maar ook zij zag dat dit hoopje hond niets van Kliko’s vroegere energie en enthousiasme had. Anne wilde weten of Kliko misschien corona had. Ze had op het jeugdjournaal gehoord dat sommige kinderen zich afvroegen of huisdieren dat virus ook konden krijgen. Emma zei dat dat haar bijzonder onwaarschijnlijk leek. Kliko had geen koorts en zijn longen klonken goed.
Thuis maakte Anne Kliko’s plekje zo gerieflijk mogelijk. Ze nam zich vast voor om nooit meer van Kliko’s zijde te wijken. Ersan en Nikki zaten bij het tweetal en probeerden Anne op te beuren. Het was duidelijk dat Kliko compleet uitgeput was. Dat zou vast vanzelf bijtrekken naarmate de pup langer uitrustte. Anne knikte. Het klonk erg logisch, dus het was iets wat ze graag wilde geloven.

Jaap rende in de tussentijd door Weesp om de affiches van Kliko te verwijderen van de vele muren en lantaarnpalen. Bij elke winkel en bakker waar een affiche in de etalage hing, maakte hij een vrolijk praatje en iedereen was blij voor hem en zijn zus dat hun hond weer terecht was. Jaap was een jongen die eigenlijk altijd optimistisch was. Hij kon zich niet herinneren dat hij ooit langer dan een half uur ergens over ingezeten had. Wat er ook aan de hand was, er floepte altijd binnen de kortste keren een vrolijke of hoopvolle gedachte in hem naar boven. Natuurlijk was hij bezorgd geweest over Kliko, maar het idee dat hij kon helpen zoeken en kon helpen de oproepen te verspreiden, had gemaakt dat hij niet bij de pakken neer was gaan zitten. Zoals Jaap de dingen zag, loste alles zichzelf uiteindelijk weer op. Zo zou het nu ook met Kliko gaan. Tevreden liet hij zijn fiets in de tuin vallen en wilde naar binnen rennen om te zien hoeveel Kliko al opgeknapt was. Omdat net op dat moment Herr Günther het tuinhuis uitkwam, botsten de twee tegen elkaar op. Günther keek Jaap geërgerd aan. Maar voordat hij de kans had iets naars tegen de jongen te zeggen, riep Jaap enthousiast: ‘Kliko is gevonden!’ De man keek Jaap niet-begrijpend aan. ‘Dewattus?’ ‘Annes hond Kliko!’ Jaap sprong opgewonden om de man heen. Günther leek helemaal niet onder de indruk van deze mededeling. Hij wilde naar zijn auto lopen, maar Jaap maakte hem dat moeilijk door steeds voor zijn voeten te springen. Uiteindelijk zei Günther: ‘Nou, hartstikke fijn hoor. Mag ik er nu aub door?’ Jaap sprong pal voor Herr Günthers, waardoor die opnieuw tegen hem op botste. De lauwe reactie van Günther beviel Jaap helemaal niet. ‘Dat is toch hartstikke fijn!’ ‘Het zal wel.’ Nu begon de onverschillige houding van hun huurder Jaap echt te irriteren. ‘Je mag wel wat blijer zijn!’ Dat was de druppel voor Günther. Hij hield acuut zijn pas in. ‘Ten eerste heb je mij met ‘u’ aan te spreken. En ten tweede: waarom zou ik enthousiast zijn over keffend ongedierte?’ Jaap keek de man sprakeloos aan. Günther duwde hem opzij en opende zijn Tesla. Toen hij in wilde stappen bedacht hij zich en diepte iets op uit zijn jaszak. ‘Hier heb je nog iets wat je zus kwijt was.’ Een onaangenaam glimlachje verscheen op Günthers gezicht. In zijn uitgestoken hand glinsterde een pen.




Volgende week:
Ondanks de zorgen om Kliko wordt er vergaderd over Herr Günther.