Afbeelding

Toen de Joden verdwenen

Van alle tijdens de bezetting omgekomen 59 Joodse inwoners van Weesp is bekend wanneer en waar ze zijn omgekomen. Minder bekend is wat er gebeurde met hun huizen en winkels. Van drie winkelpanden is dat inmiddels bekend. Dick van Zomeren schreef hier speciaal voor 4/5 mei een artikel over. 

Wat Weesp betreft gaat het om de winkel (en woonhuis) van slager Levi Wonder op het adres Slijkstraat 20, het pand van zijn broer en schoonzus: de familie Wonder-Menko (damesconfectie) op de Nieuwstraat 10 en tenslotte het winkelpand van manufacturier David Vleeschhouwer van Binnenveer 11. Die winkelpanden bestaan nog steeds. De slagerij van Wonder in de Slijkstraat is nu een beautysalon, de damesmodezaak op de Nieuwstraat een bloemenwinkel en Binnenveer 11 is nu een kleermakerij annex stomerij.

Zoals bekend vertrokken de Weesper joden, waaronder ook de drie hierboven genoemde families, gedwongen op woensdag 29 april 1942 naar Amsterdam. Hun verlaten woningen werden met de inventaris verzegeld en in beslag genomen. Als het om eigen joods woningbezit ging, was dat al in augustus 1941 verplicht aangemeld bij de Niederlaendische Grundstuecksverwaltung. Na vertrek van de bewoners nam deze instantie het beheer over met als doel de verkoop van de panden, uit te voeren door een door de NSB-er Dirk Hidde de Vries uit Den Haag opgerichte organisatie, de ANBO, voluit Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen.

Binnenveer 11

David Vleeschhouwer (Weesp, 1884) en zijn vrouw Henriëtte (Delden, 1885) woonden in de winkel op het adres Binnenveer 11. David was manufacturier en verkocht kleding alsmede woningtextiel. Ze woonden achter en boven de winkel en kregen vier zoons: Hijman (1912), Bram (1914), Michel (1919) en Adriaan, geboren in 1924. De ouders werden omgebracht tijdens de oorlog, op 4 juni 1943 in Sobibor. De oudste zoon, Hijman, werd 26 maart 1944 vermoord door de Japanners nadat deze zijn schip, de Tjisalak, waarop hij als marconist voer, in de Indische Oceaan hadden getorpedeerd. Zijn drie broers overleefden de oorlog door onder te duiken.

Woensdag 29 April 1942 vertrok de familie Vleeschhouwer gedwongen uit Weesp en vestigde zich in Amsterdam, op het adres Rapenburg 101. Vanaf dat adres doken de drie broers onder in Het Gooi en Amsterdam-Betondorp. Het winkelpand plus woonhuis in Weesp werd ondertussen door de bezetter leeggehaald en verzegeld. Het echtpaar Vleeschhouwer-Menko woonde vervolgens tot 26 mei 1943 op het adres Rapenburg 101 te Amsterdam. Bij een razzia werden ze op die datum weggevoerd naar Westerbork en omgaand op transport gesteld naar Polen, waar ze al tien dagen na hun aanhouding in Sobibor, op 4 juni 1943, werden omgebracht.


Manufacturier Vleeschhouwer zat uiterst rechts, in het pand dat nog net op de foto staat.                 

David en Henriëtte worden al tien dagen na hun aanhouding omgebracht in Sobibor

Precies vijf weken na hun dood werd de winkel annex woonhuis verkocht. Die transactie is nauwkeurig vastgelegd in Verkaufsbuecher, hoewel nog onduidelijk is waar de opbrengst uiteindelijk naartoe is gegaan. Dat is niet het enige raadsel. Als het om het adres gaat zijn er twee straatnamen in het geding. Op de door de gemeente Weesp in 1941 opgestelde lijst van joodse inwoners staat bij de familie Vleeschhouwer heel duidelijk Binnenveer 11, terwijl bij de gedwongen verkoop in juli 1943 bij de notaris sprake is van Achtergracht 1, dus net om de hoek van het Binnenveer. Woonhuis en winkel waren namelijk ook achterom bereikbaar, over een open binnenplaats van de toenmalige hoefsmid Kramer die het hoekpand in gebruik had.

Vleeschhouwer had kennelijk twee adressen ter beschikking: de winkel met Binnenveer 11 en een woonadres in hetzelfde pand met nummer 1 op de Achtergracht. Dat laatste adres is nog steeds zichtbaar: een kleine deur plus huisnummer, direct achter de huidige lingeriewinkel. Hoe dan ook het lege pand werd onteigend door de Niederlaendische Grundstuckverwaltung en in beheer gesteld van het Algemeen Nederlands Beheer van Onroerende Goederen, het ANBO, opgericht door de NSB-er Dirk Hidde de Vries uit Den Haag. Deze NSB-er is gemachtigd om het pand van Vleeschhouwer te verkopen en doet dat ook, via een notaris in Amsterdam. Van origine een Duitser, valt af te leiden van zijn naam: Johann Friedrich Rodenberg. De koper is geen particulier, maar een bedrijf: N.V. Mercurius, gevestigd op het adres Heerengracht 460 te Amsterdam. De definitieve opbrengst van de verkoop op 12 juli 1943 van de winkel en woonhuis is 10.650 gulden. Vijf weken voor die datum is eigenaar David Vleeschhouwer dan al vermoord in Polen, samen met zijn vrouw. 

Het pand aan het Binnenveer is er nog steeds in ongeschonden staat en de winkel nu een kleermakerij annex stomerij. Bizar is dat het pand najaar 2020 werd verkocht voor circa 600.000 euro, dat is omgerekend ongeveer 130 keer het bedrag waarvoor het tijdens de oorlog gedwongen werd verkocht.

Slijkstraat 20

Op het adres Slijkstraat 20 was voor en tijdens de bezetting de slagerij gevestigd van Levi Wonder. Hij was getrouwd met Rosalie Menko, één van de vijf zusters Menko die zicht ooit vanuit Delden in Weesp vestigden. Haar zus, Emma, woonde nog geen 50 meter verderop, in een winkelpand tegenover de synagoge. Slager Wonder (Weesp, 1887) en zijn vrouw Rosalie (Delden, 1890) huwden in 1916 te Weesp en kregen drie dochters: Kaatje (1917), Miep (1919) en Jacoba (1920). Bij het uitbreken van de oorlog woonde Kaatje in Apeldoorn, Miep en Jacoba werkten te Amsterdam in de zorg en woonden daar intern.

De ouders, Levi en Rosalie, verhuisden april 1942 gedwongen naar Amsterdam en trokken daar in bij bekenden aan de Zuider Amstellaan (nu Rooseveltlaan) nummer 99. Op 1 september 1942 kwamen ze in kamp Westerbork terecht, vanwaar ze drie dagen later naar Auschwitz vertrokken waar ze beiden op 5 september 1942 werden vergast. Van de drie dochters overleefde alleen de middelste, verpleegster Miep Wonder, die kon onderduiken in Zeist. Ze overleed in 2018, op 99-jarige leeftijd, in Haifa in Israel. De oudste dochter, Kaatje (later Rivka) trachtte in de oorlog uit te wijken naar Zwitserland, werd samen met haar man Amnon Kohn, in Frankrijk gearresteerd en stierf 6 november 1942 in Auschwitz, precies twee maanden na haar ouders in hetzelfde kamp. De jongste dochter, Jacoba, stierf 12 februari 1943, ook in Auschwitz.

Uit het archief van Dick van Zomeren.  
                 

De slagerij werd een jaar na de verkoop gebruikt als gaarkeuken

Ook de leegstaande slagerij met het daarachter en boven gelegen woonhuis stond vanaf eind april 1942 leeg en kwam onder beheer van het al genoemde ANBO, totdat notaris Rodenberg op 12 juli 1943 (dezelfde datum van de overdracht van het Vleeschhouwer pand) de verkoop aan N.V. Mercurius vastlegde. De verkoopprijs: 8100 gulden. Een jaar na de overdracht werd de leegstaande winkel in de Slijkstraat benut als ‘gaarkeuken’, dat wil zeggen een uitgiftepunt voor het verstrekken van warme maaltijden voor de hongerende bevolking, meestal stamppotten of soep, bereid bij margarinefabriek De Valk aan de Nijverheidslaan.

Na de bevrijding werd de vroegere slagerij met de betegelde winkel door vishandelaar J. Schouten najaar 1945 in gebruik genomen. Aanvankelijk huurde deze de winkel annex woonhuis, maar begin jaren vijftig kon Schouten het pand voor 7000 gulden kopen. In 1960 won hij de voetbalpool en loste de hypotheek in één keer af. Zijn dochter, Gerrie Heijdra-Schouten was tijdens de huurperiode in de jaren vijftig nog erg jong en herinnert zich niet wie toen de verhuurder (en vermoedelijk eigenaar) was. Een naam die in dat verband valt is ‘meneer Groot Bruinerink’, maar zeker daarvan is ze niet. In 1981 stopte Schouten met de vishandel, waarop reisbureau Horizon in het winkelpand trok.

Nieuwstraat 10  

Uit het archief van Dick van Zomeren.  
Tenslotte het derde pand dat gedwongen werd verkocht en alweer op 12 juli 1943, zodat alle Weesper joodse winkels die eigendom waren van de bewoners op dezelfde dag in vreemde handen zijn overgegaan. Dat betreft de damesmodewinkel van Emma Wonder-Menko op het adres Nieuwstraat 10, nu een bloemenzaak, recht tegenover de synagoge. De leiding daarvan was in handen van Emma Wonder (Delden, 1893) die in 1922 trouwde met de veehandelaar Barend Wonder (Weesp, 1885) een broer van slager Levi Wonder. Hun vrouwen waren zusters. Een verkoopster van damesmode en een veekoopman, een curieuze combinatie. Barend bemoeide zich dan ook totaal niet met de modezaak van zijn vrouw Emma. Het echtpaar had twee kinderen. Een dochter Kaatje, geboren in 1923, en een zoon met de naam Jacob, geboren in 1926.

‘Een verkoopster van damesmode en een veekoopman, een curieuze combinatie’

Eind april 1942 ging het gezin gedwongen in Amsterdam bij familie wonen, op het adres Rapenburg 85. Emma ging als naaister aan de slag bij ‘De Joodse Invalide’, dochter Kaatje werd leerling-verpleegster in een rusthuis en Jacob hulpje bij ‘machinist’ Groen in het Nederlands Israëlitisch Ziekenhuis. Wat gezinshoofd annex veekoopman Barend Wonder in Amsterdam ging doen is niet duidelijk. Het gezin heeft bijna een jaar in Amsterdam gewoond. Op 27 maart 1943 kwamen ze aan in Westerbork en al drie dagen later werden ze alle vier op transport gesteld naar Sobibor. Emma, Barend, Kaatje en Jacob bleven dus tot het laatst bij elkaar en zijn als gezin in Polen omgebracht, op dezelfde dag: 2 april 1943.

Het winkel/woonhuis tegenover de synagoge kwam ook onder beheer van het ANBO, totdat alweer notaris Rodenberg de transactie van de verkoop op 12 juli 1943 aan N.V. Mercurius te Amsterdam vastlegde. De verkoopprijs van 6100 gulden was aanmerkelijk lager dan die in het geval van manufacturier David Vleeschhouwer en slager Levi Wonder. Het verkoopbedrag van de drie panden bedroeg in 1943 totaal 24.850 gulden.

Het feit dat er geen nabestaanden van de betrokken gedeporteerden meer in leven zijn maakt het bijna onmogelijk te achterhalen of overlevenden ooit schadeloos zijn gesteld. Miep Wonder overleed in 2018 en de zoons van de familie Vleeschhouwer zijn inmiddels ook gestorven. Misschien dat er binnenkort toch meer duidelijk wordt want in enkele grote steden is besloten daar onderzoek naar te gaan doen. Ook in Amsterdam, dus mogelijk na maart 2021 eveneens in Weesp.

Het bedrijf Mercurius aan de Heerengracht in Amsterdam, dat de panden van het ANBO kocht, bestaat niet meer en was vermoedelijk een tijdelijke en daartoe opgerichte N.V. Mercurius duikt vijftien keer op in de Verkaufsbuecher: drie keer voor wat betreft Weesp, één keer voor een pand in Winschoten en twaalf keer in Amsterdam. Notaris Johann Rodenberg is bij het vervreemden (of beroven) van joods onroerend goed bij 231 transacties betrokken geweest, voor een totaal - in 1945 - van bijna 4,5 miljoen gulden, omgerekend met de prijsindex in gedachte bijna 26 miljoen euro. Rodenberg is in 1946 ontslagen en berecht.


Journalist en auteur van dit artikel Dick van Zomeren met een kledinghanger van Wonder - Menko.