Afbeelding
Foto: Mathieu Hendriksen

Tortelduifjes liggen dwars

Al meer dan een maand kan klipper Pieternella niet uitvaren; een koppeltje Turkse tortels heeft de boot namelijk uitgekozen als liefdesnestje.

Momenteel ligt de klipper bij ‘t Helletje. Schipper Mathieu Hendriksen ontdekte een broedend tortelpaartje onder het zeil toen hij in maart nog bij de Pearl aangelegd lag. “Vier jaar lang heb ik heel ijverig nestvorming in mijn fokzeil vermeden omdat ik geen vogelpoep op mijn zeil wilde hebben. Ik had een lap in het fok gestopt waardoor ze er niet in konden. Toen hebben ze gewoon een halve meter verder een nest gebouwd. Met die poep blijkt het achteraf wel mee te vallen. De tortels blijken niet in de buurt van hun nest te poepen, want daarmee verraden ze hun aanwezigheid. Daardoor had ik ook niet meteen door dat ze er zaten.”

De Turkse Tortel is een beschermde inheemse diersoort. Het nest mag niet worden verwijderd of verstoord. Dat betekent ook dat de Pieternella niet mag uitvaren totdat de jongen zijn uitgevlogen. Gewoonlijk vaart de boot rond maart uit om plaats te maken voor bootjestoeristen, nu moest de schipper in de buurt blijven. “Er lagen drie eieren in het nest, daarvan zijn er nu twee uit. In de winter ligt de boot altijd bij de Pearl, maar eind maart ben ik naar de steiger van ‘t Helletje verkast. Daar konden de vogels het nest nog vinden. Maar veel verder kan ik niet zonder het nest te verstoren.”

De vogels zijn inmiddels flink gegroeid en maken zich op het moment klaar om uit te vliegen. Wat Mathieu betreft mag dat wel een beetje opschieten. “Als ze dat niet een beetje snel doen dan ga ik ze een boek voorlezen dat ik laatst kocht: De zeearend in Nederland. Als ze dan niet snel uitvliegen… Maar ik denk dat het wel binnenkort gaat gebeuren. Ze vogels zijn al groot genoeg en er wordt niet meer op gebroed. Ik zie de ouders ook bijna niet. Die scharrelen natuurlijk de hele dag allerlei voedsel bij elkaar.”

Overigens loopt Hendriksen geen inkomsten mis door het nest tortels: hij is inmiddels met pensioen en hoefde dus geen vaartochten af te zeggen. Ruim dertig jaar lang voer hij als schipper met passagiers. Dat heeft hij altijd vanuit Muiden gedaan, maar in de winter, wanneer passagiers het te koud vinden om te varen, lag de boot dus altijd in Weesp. “Het is het leukste vak ter wereld.”

Het is inmiddels niet meer weg te denken uit het stadsgezicht van Weesp: de drie historische schepen die aan de kades overwinteren. Elk najaar komen de drie schepen naar de stad. De Pieternella is daar dus een van, samen met de Linquenda en tweemaster Frans Horjus. “Als wij er in oktober weer zijn dan krijgen we hele leuke reacties van Weespers,” vertelt Mathieu. Wanneer de schippers de masten versieren met lichtjes, levert dat al helemaal een pittoresk plaatje op. “Met kerst hangen mijn collega’s en ik de schepen vol met lampjes. Klauwen met werk is dat, maar het is een mooi gezicht wanneer drie van die schepen verlicht zijn.”

Achter de Pieternella zit een mooie historie. Het schip is al meer dan een eeuw oud. Schipper Hendriksen weet er alles over te vertellen. Zo veel zelfs, dat het soms een beetje teveel werd voor zijn passagiers. “Dan zeiden ze: kan die man niet een keer zijn mond houden?” Hendriksen legt uit dat de boot een klipper is, niet te verwarren met een tjalk. “De Pieternella is in 1912 in Woubrugge gebouwd. Tjalk-achtige boten worden al vanaf de middeleeuwen gebouwd, dat was toen natuurlijk van hout. Hout kun je buigen als je het warm maakt en aan de bovenkant nat houdt. Dus op die manier kan je ronde vormen maken. Bij een klipper is die vorm echter niet rond, maar in een ‘s’-vorm. Daarom werden klippers nooit in hout gebouwd, maar van ijzer.”

Rond 1930 werd het schip gemotoriseerd. “Toen waren er motoren beschikbaar waar een eenvoudig opgeleid mens mee om kon gaan. Betrouwbaarheid was natuurlijk belangrijk. Op de wind kun je altijd rekenen. Maar als jouw motor stilvalt, en je hebt geen zeil meer, dan ben je de sigaar. Die betrouwbare motoren kwamen in de jaren ‘30.” Omdat er plek gemaakt moest worden voor een motor op het schip, werd de Pieternella net als vele andere schepen uit die tijd verlengd. Het schip werd uit elkaar getrokken en er werd een stuk tussen gezet, waardoor de klipper met 4,8 meter verlengd werd. 

Toen de oorlog uitbrak in Nederland, werd de Pieternella gevorderd door de Duitsers. “Maar hij is niet gekopt. Nu vraag je natuurlijk af: wat is dat nou weer? In Europa werden er enkele duizenden schepen gevorderd door de Duitsers. Het plan was om die schepen aan de voorkant met een plat luik te voorzien. Als je dat luik naar beneden klapt, dan heb je aan landingsvaartuig. Het idee was om die te gebruiken voor een landing op de Engelse kust. Dat is niet doorgegaan, want veel van de schepen bleken niet zeewaardig genoeg. Je moet het kanaal over, en schepen als de Pieternella zijn binnenvaartschepen. Bovendien wisten de Duitsers niet hoe ze met de motoren om moesten gaan.”

Een verbouwing door de bezetter is de Pieternella dus uiteindelijk bespaard gebleven. Toen na de oorlog de woningnood een groot probleem was, kreeg de Pieternella een nieuwe bestemming. “Iedereen die niet wilde wachten op een woning of het zat was om bij zijn schoonmoeder te wonen, die is op zo’n historische boot gaan wonen. De Pieternella werd in de jaren ‘60 als woonboot gebruikt. De woningnood heeft Nederland daardoor uiteindelijk ontzettend geholpen aan dat enorme maritieme erfgoed dat wij nu hier hebben. Dat kent zijn gelijke niet in de wereld.”

In 1973 kwam de Pieternella uiteindelijk in het bezit van Mathieu Hendriksen terecht. “In de jaren ‘70 waren er allerlei mensen met geitenwollen sokken en lang haar die zich echt interesseren in de historie van die oude schepen. Zij wilden ook op de schepen gaan wonen. Ik ben dan iemand geweest met een gemengd idee. In 1973 heb ik het schip gekocht, en toen ben ik aan het werk gegaan. Ik heb mijzelf alle kunsten van het onderhouden aangeleerd: timmeren, ijzerwerk lassen, de motor onderhouden. Als je dat allemaal zelf kan dan spaar je enorm veel arbeid uit.”

Dertig jaar lang heeft Hendriksen dus allerlei passagiers rondgevaren. Een vak waar hij dol op is, maar door de pandemie is hij er niet rouwig om dat hij inmiddels met pensioen is. “Die enorme vloot van zeilende passagiersschepen waar je dus in Nederland in allerlei haven kunt opstappen, die liggen nu door corona al voor een tweede jaar stil. Ze zijn al die tijd broodloos. Ze mogen dan binnenkort misschien weer met een paar gezinnen gaan varen, en kunnen dus weer wat verdienen, maar het is de vraag of de vloot ooit weer wordt zoals het was.”

Chartervloot bedreigd in voortbestaan
De Vereniging voor Beroepschartervaart (BBZ) trekt al lange tijd aan de noodbel. Het bekendste deel van de chartervaart is de Bruine Vloot, dat zijn circa. 300 historische tjalken, klipper en aken. De schepen die in Weesp liggen, vallen daar ook onder. Geen land ter wereld heeft zo’n grote nog operationele historische vloot. In tegenstelling tot andere landen worden de schepen echter in Nederland niet gesubsidieerd, maar varen zij ‘commercieel’. In de zomermaanden wordt er met betalende passagiers gevaren en de wintermaanden zijn voor onderhoud aan het schip. Doordat de boten nu echter voor het tweede jaar stilliggen, komen veel schepen nu in de problemen. De BBZ hoopt dat de overheid meer steun kan bieden om de vloot te behouden.

Met de pandemie en daarnaast de steeds strengere regels waar de schepen aan moeten voldoen - waardoor kosten hoog op kunnen lopen - is het voortbestaan van de vloot onzeker. Door de fusie met Amsterdam is het ook nog onzeker wat de regels zullen zijn betreft de overwintering van de drie schepen in Weesp. Hendriksen hoopt dat de schepen nog vele jaren in het stadscentrum te zien zullen zijn. “We hopen dat we in Weesp nog jaren een plaatsje mogen vinden in de winter. We stellen de gastvrijheid die we de afgelopen jaren genoten hebben zeer op prijs. En we hopen nog vele jaren van de gastvrijheid te mogen genieten in de toekomst.”