Afbeelding

Pap eten in de Hongerwinter

In aanloop naar Bevrijdingsdag vertelde WeesperNieuws Extra in samenwerking met het Regionaal Centrum Vecht en Venen (RHCVV) enkele verhalen uit de Tweede Wereldoorlog in Weesp. Zo ook een verhaal over de hongerwinter in Weesp. 

In de winter van 1944 was er een grote schaarste aan voedsel in Nederland, vooral in het westen van het land. In Weesp werd daarom het Comité ter Leniging van den Nood opgericht, zij organiseerden onder andere papmaaltijden voor kinderen in de stad. Om de drie dagen mochten zij twee borden pap komen eten. Een feestelijke gebeurtenis, want er werden liedjes gezongen. 

Bordje vergeten

Een van de liedjes is speciaal geschreven voor de papmaaltijden. Het wijsje van het lied is niet in het archief van het RHCVV te vinden, maar oplettende lezers Leni Oostendorp en Tammigje Borgstein-Leemburg kunnen zich het lied nog exact herinneren uit de tijd dat zij jong waren en de borden pap kregen.

Op welke melodie het precies gebaseerd is, dat weet ze niet. Maar het lied staat haar nog bij als de dag van gisteren. Sterker nog, ze zingt het nog steeds regelmatig. Aan de telefoon zingt Oostendorp het voor: 

Jan Klaassen zou pap komen eten,
Toen had hij zijn bordje vergeten,
Toen kreeg hij geen pap, en dat was heus geen grap,
Daar moet je Jan Klaassen voor heetten.

Grotemensenwereld

Dat ze zich het nummer nog zo goed kan herinneren is best bijzonder, vertelt Leni Oostendorp. Want veel herinneren aan de oorlogstijd heeft ze niet. “Ik weet het allemaal niet zo goed meer. Ik weet dat er oorlog was. Maar oorlog was slechts een woord. Op een gegeven moment was het voorbij, en toen was iedereen blij. De oorlog, dat was mijn wereld eigenlijk niet; het was een grotemensenwereld.”

Samen met haar zus en broer ging Oostendorp regelmatig pap eten. “Er hingen oproepen in de ramen van de winkels. We kregen niet alleen pap, op een gegeven moment ook andere gerechten. Maar wat, dat weet ik niet weer. Wel dat je jouw eigen bordje mee moest nemen. Vandaar dat het liedje ook over Jan Klaassen gaat die zijn bordje is vergeten.”

Bij de maaltijden werden ook nog andere liedjes gezongen, waarvan Oostendorp zich nog een ander kan herinneren:

Hangt er weer een oproep aan het winkelraam,
Komen alle mensen blij te saam,
Zing daarom dus alleen hier zo blij tevree,
Hiep Hoera voor ‘t Weesper Comité.

Gaarkeuken, omhakken van bomen en razzia’s

Tammigje Borgstein-Leemburg herinnert zich de tekst van het eerste liedje precies hetzelfde. Zij kan zich nog veel van de oorlog herinneren, het lied en de hongerwinter zijn daar geen uitzondering op. “Ik kijk vaak terug naar krantenknipsels en foto’s, en dan komt het allemaal weer boven. Zo ook met het liedje. Er schiet mij van alles te binnen: de gaarkeuken in de Slijkstraat, het omhakken van de bomen omdat mensen geen brandstof meer hadden, de razzia’s. De bezetter kwam binnen om te kijken of mijn vader en broer er waren.”

Omdat Borgstein-Leemburg uit een groot gezin komt, was de hulp met de maaltijden erg welkom. “Bij de Van Houten fabriek hadden ze ook maaltijden, dat ging via de dokter. De dokter controleerde of kinderen die maaltijd nodig hadden.” Omdat er ook een groot tekort aan brandstof was, kan ze zich nog herinneren dat ze samen met haar schoonzus hout sprokkelde. “We hadden natuurlijk nog een ouderwetse houtkachel. We gingen dan vaak naar het kerkhof, want daar lagen veel stokjes en takjes. We hadden een zak bij ons, en als die dan vol was namen we die mee naar huis. Dat soort herinneringen komen dan naar boven.”

Zwarte handel

Leni Oostendorp kent vooral de verhalen die ze van haar familie hoorde. Het gezin het geluk, vertelt ze, want haar vader had een sigarenwinkel. “Naar de andere kant van het land fietsen voor een paar aardappels, dat lot hadden wij niet. Tijdens de oorlog zijn we naar de Slijkstraat verhuisd omdat daar een sigarenwinkeltje was wat mijn vader kon overnemen. Daarvoor waren we nogal arm, en toen waren we ineens niet meer arm. Over het algemeen werden sigaretten verkocht via bonnen, maar de boeren ruilden goederen voor sigaren en sigaretten. Ze ruilden dan bijvoorbeeld een pakje sigaretten voor boter of kaas. Daardoor hadden wij te eten, en heb ik het nooit slecht gehad in de oorlog.”

Het gezin was zich bewust dat ze geluk hadden, en veel Weespers zich in een hele andere situatie bevonden. “Mijn vader was blind, dus hij had altijd iemand nodig om hem te begeleiden. Mijn zusje vertelde dat toen ze met hem ergens heen liep, dat hij toen een tussenstop wilde maken in een steegje. Hij gaf haar een briefje van honderd gulden die ze in de brievenbus moest gooien van iemand die heel arm was. Toen liepen ze snel weer door. Ik denk niet dat die mensen ooit hebben geweten van wie dat kwam. Mijn vader wist hoe het was om arm te zijn, dus hij gaf aan mensen die dat nodig hadden.”

Meer lezen over de Tweede Wereldoorlog in Weesp?Hongerwinter in Weesp: Kinderen mochten twee borden pap komen eten