Afbeelding
Foto: Brian Elings

De ‘eigen' winkels bepalen voor een groot deel het gezicht van de Weesper binnenstad. Hoe houden ze stand in de groei van ‘winkelketen’-winkels en webwinkels? En hoe spelen ze in op het snel veranderende Weesp?

Tekst Ellen Pouwels, foto's Ruth van Kessel

Het valt bezoekers van onze stad meteen op: het grote aantal ‘eigen' winkels. Zelfstandige winkeliers die niet gebonden zijn aan winkelketens. Al deze winkels bepalen het ‘eigen gezicht’ van Weesp. Een gezicht dat ervoor zorgt dat ook de ‘nieuwe' Weespers graag in de binnenstad komen. Wat is hun geheim? We namen een kijkje bij drie van deze winkeliers waarvan de winkel al verschillende generaties in de familie is.

Slagerij Van Donk

"In Weesp wordt graag een rondje gemaakt langs de etalages",’zegt Maarten van Donk van de gelijknamige slagerij. "Er zijn genoeg leuke winkeltjes." Slagerij Van Donk bestaat sinds 1950. De klanten komen af op de authentieke sfeer die in het pand hangt. En op het aanbod. "Wij hebben een ander assortiment dan de supermarkt. Onze kwaliteit is ook beter. Ons vlees heeft een verhaal. Wij proberen zo diervriendelijk mogelijk te werken. Dan heeft het te slachten dier weinig stress en dat proef je aan het vlees." Maarten houdt van experimenteren. Dus niet alleen dat karbonaadje, maar ook een speciale Italiaanse ham. Hij staat ook graag zelf in de winkel. "Ik houd van mensen om me heen en zo vallen me ook nieuwe gezichten op."

Bakfietsen

Wie zijn de klanten? "Veel moeders met dochters en oudere klanten. Op vrijdag en zaterdag komen de bakfietsvaders met kinderen." Uit Weespersluis komen nog niet zoveel klanten. Hij merkt wel iets van de strijd tegen vlees. Af en toe een dagje geen vlees, wordt het dan. Maarten is de derde generatie Van Donk, na vader Ad en opa Cornelis. Vroeger werd er zelf geslacht. "Dat zou nu niet meer kunnen in de binnenstad, maar zelf slachten geeft wel het lekkerste vlees." Maarten heeft geen rechtstreekse opvolger: zijn vriendin – die overigens vegetarisch is – heeft twee dochters en die hebben geen interesse. Intussen is Maarten bezig binnen zijn winkel andere slagers op te leiden tot eventuele opvolgers.

Monument

'Doordeweeks de moeders en de ouderen, op vrijdag en zaterdag komen de bakfietsvaders'

Behalve de opvolging heeft Maarten hoofdbrekers over het pand waarin hij zit. Het is een monument en hij wil graag een stukje uitbreiden. De aanvraag daarvoor bij de gemeente heeft hij volgens de regels gedaan en hij heeft een dure architect in de arm genomen. Maar tot nu toe tevergeefs, want hij wordt van het kastje naar de muur gestuurd. Aan het monument mag niets worden veranderd. Zelfs losse wandtegels mogen niet worden gerepareerd. Maarten heeft zelfs overwogen een leeggekomen pand aan de Nieuwstad te huren, maar zag daar toch vanaf. Intussen gebeurt er dus niets in zijn winkel. "Totdat een klant een glazen plafondtegel op zijn hoofd krijgt, daar kun je op wachten."

Juwelier De Vries

Juwelier De Vries in de Slijkstraat is zo’n zaak die niet weg te denken is. Ook een winkel die al generaties lang in de familie is. De Vries heeft, net als juwelier Luijer, een eigen klantenkring en geen last van concurrentie. “Het is juist goed om collega’s te hebben”, zegt Maria de Vries. “Als je de enige bent dan hebben mensen geen keus. We hebben ook ieder een eigen assortiment. Bovendien ontwerpen we ook sieraden voor mensen. Vroeger zaten hier vier juweliers vlak bij elkaar: Hardonk op het Binnenveer, Koenis, Luijer en De Vries, alle drie aan de rechterkant van de Slijkstraat. Dat was ook een voordeel, want dan kon je ze allemaal achter elkaar aflopen. Wij vinden het overigens heerlijk in de Slijkstraat. Er gebeurt altijd wat.”

Kleurrijk

Op de veranderende bevolkingssamenstelling heeft de familie De Vries een verrassende kijk: door de komst van buitenlanders is de belangstelling voor kleurrijke sieraden enorm toegenomen. Maria: “Wij merken duidelijk de invloed van migranten. De smaak is nu veel kleurrijker. Vroeger was het een simpel wit steentje dat overal bij moest passen. Dat is nu anders. Ook jongeren kiezen nu uiteindelijk voor echt goud. Men is gaan reizen en heeft in andere landen kennisgemaakt met mooie kleurrijke sieraden.” Ze vertelt dat toen de Italianen, de eerste gastarbeiders, in Weesp kwamen, zij voor hun Nederlandse bruid op z’n minst een gouden collier kochten.

Oudste winkel?

Juwelier De Vries bestaat sinds 1884 en is daarmee de oudste van de drie winkels en misschien wel de oudste winkel van Weesp. Oervader Jan de Vries begon als klokkenmaker op het Herensingel. Daarna ging hij naar het pand van wat nu Thuiz is in de Slijkstraat. Vervolgens betrok hij het huidige pand aan de overkant. In 1938 brak daar een grote brand uit. Waarschijnlijk doordat vluchtige stoffen in aanraking kwamen met een kacheltje. Maar gelukkig kon het pand in jaren dertig stijl herbouwd worden.
Dochter Heleen is officieel de baas, maar Maria en haar man Jan werken ook nog mee, aangevuld met een aantal parttimers waaronder een kleindochter. Misschien wordt zij de toekomstige opvolger. Dochter Heleen studeerde economie, maar werd gegrepen door het juweliersvak. In de pre-coronatijd reisde ze samen met haar moeder naar juweliersbeurzen in binnen- en buitenland. Jan de Vries ging zich na de oorlog specialiseren in brillen. In 1967 opende hij een eigen brillenwinkel aan het Binnenveer in het fraaie jugendstilpand waar nu Jess zit. “Fraai?” roept Jan uit. “Het was een puinhoop en er waren veel reparaties nodig. Drulman met zijn rookwaren had er gezeten en Hardonk de juwelier, eigenlijk een concurrent van ons.” Voor brillen was het pand geschikt, niet voor juwelen, daarvoor ligt het teveel onbeschermd.
De familie De Vries heeft een eigen theorie over de nieuwe Weespers. De bewoners van Weespersluis zijn nog te druk met settelen. Als zij wat langer in Weesp wonen, krijgen ze weer oog voor mooie dingen zoals sieraden en dan komen ze vanzelf in de winkel. Door de folders die rond de feestdagen worden verspreid en de mooie etalages weten ze van ons bestaan af. Maria: “Het leuke van de winkel is dat we hier altijd blije mensen ontmoeten omdat ze een mooi juweel of horloge komen uitzoeken.”

Peter de Bruijn

Groentewinkel Peter de Bruijn aan de Nieuwstad heeft nogal wat concurrenten: de supermarkten, de bioboer, internet of de volkstuin. Toch maken Henny en Maria de Bruijn zich niet druk: "Onze winkel is niet goedkoop, maar kwaliteit staat hoog in het vaandel en dat is ons voordeel. Als klanten wegblijven omdat ze het hier te duur vinden, kan ik daar niet veel mee. Maar als er problemen zijn met de kwaliteit dan doe ik er alles aan om die op te lossen", zegt Henny. Wie de winkel nadert valt meteen voor de kleurrijke groenten en vruchten buiten. En binnen gaat dat verder: van een simpel kropje sla tot de meest exotische vruchten. Alles smakelijk uitgestald. Veel vraag is er naar de versgeperste vruchtensappen, de kant-en-klaarmaaltijden en de toetjes. De klantenkring is gevarieerd, van jong naar oud. Er komen ook bewoners uit Weespersluis met een bijzonder recept van internet waarvoor zij de ingrediënten willen kopen. Wat niet in voorraad is neemt Henny mee van de Centrale Groothandelsmarkt, tegenwoordig Food Center Amsterdam, waar hij elke ochtend verse spullen haalt.

Fruitmand

Ze lijken uit de mode, maar ze zijn er nog steeds: de fruitmanden. Henny maakt er de ene week twee, maar soms ook zes per week. Bezorgen doet hij ook, maar niet op een vastgesteld uur. Het moet uitkomen in de winkel. Hoewel Henny de eigenaar is, heet de winkel Peter de Bruijn. "Een ode aan mijn vader die de winkel vijftig jaar geleden heeft geopend en die mij een kans heeft gegeven. Ja, het is zwaar werk. 's Morgens heel vroeg naar de markt in Amsterdam en vervolgens de hele dag in een onverwarmde winkel. Als je dan 's avonds in een verwarmd huis komt wil er weleens een oogje dichtvallen. Opvolgers? Ik heb twee zoons waarvan er één binnenkort stage komt lopen."

Maria en Henny de Bruijn