Broer en zus: Gerrit en Saartje Presser.
Broer en zus: Gerrit en Saartje Presser.

De ondergang van de Weesper familie Presser

De huizen van nummer 91 t/m 95 zijn weggebroken. Er is nu een klein pleintje, halverwege de Lange Middenstraat, waar zich zes 'struikelstenen' bevinden met data en persoonlijke gegevens: het enige dat nog herinnert aan het uit acht personen bestaande joodse gezin van een Weesper opkoper dat daar woonde. Op één dochter na - die 'gemengd' gehuwd was - kwamen ze in de oorlog allemaal om in Polen. Een portret van het gezin van Jacob en Klaartje Presser.

Jacob Presser werd geboren in Weesp op 6 januari 1894 en trouwde (4 december 1912) met de toen vier jaar oudere Klaartje Goudeketting, geboren 28 september 1890. De trouwerij vond plaats in Amsterdam, de woonplaats van de bruid. Ze vestigden zich aanvankelijk ook in Amsterdam, waar minder dan vier maanden later hun oudste dochter Greta werd geboren, op 24 maart 1913. Precies een jaar later, op 22 maart 1914, werd nog een dochter geboren: Mina Presser.

Kort daarop vertrok het gezin van vier personen naar Weesp en vestigde zich in de Middenstraat 93, waar vader Presser begon als oudijzerhandelaar en opkoper van onder meer lompen en hazen-, konijnen- en mollenvellen. Zijn koopwaren sloeg hij op in een kleine loods achter het huis. Naast die activiteiten had hij ook nog een bescheiden groentehandel. In Weesp werd ook de oudste zoon Gerrit geboren, op 8 december 1918, die na de lagere school zijn vader in de zaak ging helpen.

Kort na elkaar werden in Weesp nog twee dochters geboren: op 27 juni 1920 Saartje en twee jaar later Ester, op 7 maart 1922. Toen moeder Klaartje Presser al 41 jaar oud was, werd nog een dochter geboren, het 'nakomertje' Roosje, op 14 augustus 1931. Op dat moment telde het gezin acht personen, die allemaal in het kleine huis aan de Middenstraat woonden. De gezinsleden waren joods, maar niet religieus, zodat ze zichzelf overeenkomstig de terminologie van die dagen 'spekjoden' noemden.

Een herinnering aan senior, Jacob Presser: 'Een grote en forse man, zijn vrouw was klein en gezet. Presser was een liefhebber van dammen, maar zat ook vaak aan de Hoogstraat in de Vecht te vissen. Als opkoper liep hij met een platte kar door Weesp die 's avonds in de Middenstraat voor de deur stond. Hij zag er wat groezelig uit, maar op Sabbath trok hij een knap pak aan en herkende je hem haast niet meer. Presser ging op die vrije dag naar de tabakswinkel van Overeem in de Slijkstraat en kocht dan één goeie sigaar.'
Zoon Gerrit kon zich wel eens druk maken. Hij voetbalde bij Rapiditas (nu FC Weesp) en was 'een nogal een felle jongen die een gevecht niet uit de weg ging'. Het helpen bij de handel van zijn vader leverde aanvankelijk wat problemen op, want volgens senior bood hij te veel bij het inkopen en vroeg hij bij verkoop te weinig. Een herinnering: 'De hele Middenstraat leefde mee als aan het eind van de dag die discussie losbrak. Ze leefden bijna oosters, alles gebeurde op straat.'

De bezetting
Aan de vooravond van de Duitse bezetting van ons land kabbelde het leven voort. Ook wat betreft het wel en wee van de joodse gemeenschap in Weesp, toen bestaande uit bijna 70 personen, die ongeveer 15 gezinnen vormden. Vanaf begin jaren dertig begon het gezin van opkoper Presser echter al kleiner te worden.

De oudste dochter, Greta, was de eerste die de deur uitging doordat ze op 27 april 1932 trouwde met de Amsterdammer Joseph Verdoner en daar in de Louis Bothastraat 30 ging wonen. Jacob Presser uit Weesp werd opa, want het echtpaar Verdoner-Presser kreeg al voor de oorlog drie kinderen, twee meisjes en een jongen. Hun geluk duurde bijna tien jaar. De oudste dochter Greta, haar man Joseph Verdoner en de drie kinderen stierven op 2 juli 1943 in Sobibor.

Vijf kinderen van de familie Presser woonden tot de Duitse inval in mei 1940 nog thuis in de Middenstraat: Mina, Gerrit, Saartje, Ester en Roosje. Drie van hen werkten in dezelfde wasserij, die van de familie Van Klaveren aan de Utrechtseweg: Mina, Saartje en Ester. Roosje, het nakomertje, zat nog op de openbare lagere school en Gerrit hielp senior in de zaak. Dat werk had Gerrit in 1937 overigens moeten onderbreken omdat hij zijn dienstplicht moest vervullen. In 1940 viel Duitsland ons land binnen en vanaf januari 1941 werden de joden verplicht zich als zodanig te laten registreren. In maart 1941was de lijst klaar en bleek dat er 68 joden in Weesp woonden, 32 vrouwen en 36 mannen. Die registratie en de daarop gebaseerde vervolging zou rampzalige gevolgen hebben voor deze groep medeburgers en ook voor de familie Presser.

De jodenvervolging was er de oorzaak van dat vrijwel het gehele gezin Presser in een tijdsbestek van nauwelijks vijf maanden via Westerbork in Polen ten onderging. Mina Presser, geboren in 1914, overleefde als enige van de Pressers de oorlog doordat ze nog tijdens de bezetting, op 16 januari 1941, trouwde met de niet-joodse Frits de Bruijn en op het adres Middenstraat 75 ging wonen. Daardoor was ze voor de bezetter 'gemengd gehuwd' en zodoende voorlopig gevrijwaard van transport. Het echtpaar De Bruijn-Presser kreeg vier kinderen, waarvan de eerste twee gedurende de bezetting werden geboren. Mina de Bruijn-Presser, toen 56 jaar oud, stierf op 7 januari 1971 in het Majella ziekenhuis te Bussum.

Gedwongen vertrek
De dreiging van de jodenvervolging leek Presser senior uiterlijk niet te verontrusten. Voorjaar 1942, vlak voor hun gedwongen verhuizing naar Amsterdam, kwam Jacob Presser nog even gedag zeggen bij chef Peter Vos van de Weesper politie. Toen deze hoofdschuddend opmerkte 'Presser, wat moet er toch van jullie terechtkomen?', antwoordde deze laconiek: 'Ach chef, ze bakken overal brood.' Bij een eerdere gelegenheid had hij over de toenemende anti-joodse maatregelen ook al berustend gezegd: 'Geen touw zo lang of er komt een end aan.'

Woensdag 29 april 1942 moest ook het gezin Presser in Amsterdam gaan wonen en trok in bij de vader van de opkoper, die in de Transvaalbuurt woonde. Daarbij ging het om het echtpaar Presser, plus de kinderen Gerrit, Saartje en Roosje. Het is een raadsel waarom de naam van Ester in dat rijtje ontbreekt, die toen ook nog thuis woonde. Hoe dan ook, Ester Presser was de eerste die stierf door de hand van de bezetter, nog voor haar ouders. Drie maanden na het vertrek van het gezin uit Weesp trouwde Ester in Amsterdam, op 26 augustus 1942, met Nathan Kool, een 20-jarige schoenmaker. Het huwelijk heeft minder dan zeven weken geduurd, want Ester werd al op 19 oktober 1942 in Auschwitz omgebracht. Nathan stierf bijna twee jaar later, ergens 'in Midden-Europa'.

Dat trouwen heeft wat wanhopigs en iets weg van een noodsprong in bange tijden. Hoop op uitstel van deportatie, want de Pressers 'vierden' die rampzalige zomer binnen vijf weken twee huwelijken. Ook hun zoon Gerrit trouwde enkele weken na zijn vertrek uit Weesp. Op 21 juli 1942 trad hij te Amsterdam in het huwelijk met zijn 17-jarige nicht Rachel Presser, geboren 10 augustus 1925. Bruidegom Gerrit had toen nog maar zeven maanden te leven, want hij stierf op 28 februari 1943 als 24-jarige dwangarbeider bij de Buna-Werken in Auschwitz/Monowitz. Zijn jonge vrouw en nicht Rachel stierf, nog steeds 17 jaar oud, exact drie maanden later, op 28 mei 1943 te Sobibor.

Het staat vast dat de Weesper opkoper Jacob Presser en zijn vrouw Klaartje op dezelfde dag stierven, samen met twee van hun dochters. Aan het eind van de zomer van 1942 werden de Pressers en hun dochters Saartje, toen 22 jaar, en Roosje (11 jaar) gedeporteerd naar Westerbork. Van daar vertrokken ze begin 1943 per trein naar Auschwitz, waar ze alle vier op 21 januari 1943 werden omgebracht. Jacob Presser was toen pas 49 jaar oud. Roosje is het jongste joodse meisje uit Weesp dat tijdens de bezetting werd omgebracht. Het jongste jongetje, Hijman Muller, 3 jaar oud, woonde op het Stationsplein.

De droevige balans is dat van het gezin Presser uit de Middenstraat - in totaal acht personen: de ouders en zes kinderen - slechts één dochter door haar huwelijk de holocaust overleefde. Zes gezinsleden kwamen om in Auschwitz, de oudste dochter Greta (plus haar man en drie kinderen) in Sobibor. Presser senior meende begin 1942 nog dat het allemaal wel mee zou vallen want 'Geen touw zo lang of er komt een eind aan' en in geval van gedwongen vertrek: 'Ze bakken overal brood.' Maar niet voor deze Weesper opkoper, zijn vrouw en vijf van hun kinderen.

Ester Presser en Nathan Kool.
Gerrit Presser, de zoon.
Jacob Presser, de opkoper.
Saartje Presser.