Een leven in een kapperszaak. Na 14 juni stopt Henk Grijpink ermee.
Een leven in een kapperszaak. Na 14 juni stopt Henk Grijpink ermee. Foto: Ruth van Kessel

Herenkapper bleef tot zijn 81ste zijn trouwe klanten knippen

voor Ruth van Kessel

WEESP – Negentig jaar was herenkapperszaak Grijpink een historische blikvanger aan het Buitenveer, maar daarmee komt met het besluit van Henk Grijpink om te stoppen een einde. 'Het is mooi geweest", stelt de 81-jarige kapper. "14 juni is mijn laatste werkdag. Mijn trouwe klanten moeten op zoek naar een ander knipadres."

Alsof de tijd heeft stilgestaan. Een bezoek aan kapper Henk Grijpink is tot op de dag van vandaag als een sprong in het verleden: twee stoelen voor twee spiegels en de nodige kappersbenodigdheden. Geen tierelantijnen en franje, maar de sobere zakelijkheid van de jaren vijftig. Of eerder. Wat er wel is, is een kapper met een gulle lach. Een kapper die op zijn 11de jaar zijn vader Jan hielp met het inzepen van mannenkinnen, na school en op zaterdag en die zijn vader 's avonds vergezelde naar de bejaardenhuizen Niftarlake en Bernardus om daar de oudjes van een gladde kin te voorzien. Toen vader veel te vroeg overleed nam Henk, als oudste zoon in het gezin, op zijn 19de de zaak als vanzelfsprekend over. Een stap waar hij nooit spijt van heeft gehad. Zijn opvatting 'als je ergens aardigheid in hebt, dan ga je door', verklaart waarom hij tot op zijn 81ste aan het knippen bleef. En voor de sociale contacten, want, zo zegt de kapper die bekend stond als de kapper met de krulsnor: met klanten op de stoel deel je lief en leed. Ruim 62 jaar was dit Henk Grijpinks leven, dagelijks aan het werk van half acht tot zes uur 's avonds. Zonder afspraak, maar gewoon binnenlopen voor een knipbeurt. De laatste jaren knabbelde Henk een uurtje af van zijn werkdag, want tja, het lijf wordt er niet jonger op. En nu is het tijd om te stoppen, het is goed zo. Samen met zijn klanten oud geworden. Met de sluiting van de kapperszaak komt er een einde aan een historisch fenomeen in Weesp.

Uw vader Jan Grijpink startte in 1925 met de herenkapsalon?
"Vader leidde de herenkapperszaak voor aan de straatkant en mijn moeder To regeerde in haar kleine dameskapsalon achter in de zaak. Wij kinderen wisten niet beter. We woonden boven de zaak, ik was de oudste van vier broers."

Wist u altijd al dat u kapper wilde worden?
"Ik wel, maar mijn vader vond het maar niks. Daar is geen droog brood in te verdienen, zei hij. Dus ben ik eerst opgeleid als automonteur, en dat vond ík eigenlijk maar niks. Dus toen ik mijn vader opvolgde in de zaak viel alles op zijn plek en ben ik in de avonden de kappersopleiding gaan doen."

Een flinke opdracht aan een 19-jarige?
"Ach, ik groeide er als vanzelf in. Ik ben de oudste van vier broers, met mijn jongste broer scheel ik tien jaar, en er moest brood op de plank komen. Wie moest anders het geld voor het gezin verdienen? Het was hard werken, maar ik heb elke dag van mijn werk genoten."

'Het was hard werken, maar ik heb van elke dag genoten'

Nooit eerder aan pensioen gedacht?
"Nee, nooit. Wat moest ik thuis doen? Ik houd van mijn vak en van het contact met mijn klanten. Het zal wel in de genen zitten, mijn moeder ging ook door met kappen tot aan haar 78ste in de begin jaren 80. Als ze er nog zou zijn, kan ze zo weer beginnen. Haar kapsalon staat er nog precies zo bij als toen zij stopte. Het is me dierbaar, ik heb niets veranderd."

Hoe moet dat met de sociale contacten?
"Mijn dagelijkse praatjes en kopjes koffie met klanten en voorbijgangers ga ik zeker erg missen. Dat heb ik nodig, daar voel ik me goed bij. Ik zie wel hoe het gaat. Mijn vrouw gaat me in elk geval meer zien. Wel wil ik van de gelegenheid gebruikmaken mijn klanten te bedanken voor hun trouwe bezoeken. Dat heb ik zeer gewaardeerd."